Zand zand en nog eens zand.

Islamitische Republiek Mauritanië.

 

Een land waar we eigenlijk weinig van weten, ja de Africa Eco Race had er een aantal etappes dus zal er wel veel zand zijn. En er was veel zand, heeel veeel zand en wind.

En dan de grens hoe kwamen we het land binnen? Je kan beter zeggen hoe kwamen we Marokko uit! Kwamen we Marokko wel uit? Na een nachtje wild gekampeerd te hebben zo’n 30 km voor de grens stonden we rond 9 uur voor het hek. Ja mensen deze grenzen zijn ’s avonds gewoon gesloten en gaan ’s ochtends zo rond 9 uur weer open. Trucks rechts en auto’s links, sommigen nog via de laatste pomp enigszins voordringend en een grote groep Poolse motorrijders die op weg naar Gambia waren. Niet vanuit Polen maar alles was verscheept naar Dakhla en vandaar een trip naar Gambia en terug naar Dakhla. Metertje voor metertje schoven we op naar het grote hek, dan moesten we weer daar staan dan weer meer naar links of toch naar rechts, we volgden de instructies van de beambten maar keurig op maar ondertussen dachten we……#±!^&*.  Eenmaal door het hek begon de procedure.

Stempeltje hier en stempeltje daar. Ohh is onze auto te groot? Ja we moeten in die rij gaan staan en de auto moet door de scan heen en dat alles terwijl we gewoon het land uit willen. Tijdens het lange wachten moest ik ook nog nodig naar het toilet dus al zwalkend over het douaneterrein informerend waar dat kon. Opgelucht konden we eindelijk de hal inrijden waar de auto werd gescand. De hal uitrijdend en nu? Ja je moet daar parkeren en wachten op je briefje, oh natuurlijk duidelijk. Klaar? Nee nog een keer langs dat kantoor een stempel halen op een briefje dat we door de scan zijn geweest, deze weer afgeven aan die meneer daar en en die andere meneer nog een keer de paspoorten laten zien en dan uiteindelijk na meer dan 3 en een half uur rijden we niemandsland in. Voor onze 4×4 geen probleem maar we zien de motorrijders zwoegen en voor gewone auto is het goed je weg zoeken. Na 4 km komen we aan bij de grens van Mauretanië. De ietwat opdringerige helpers wuiven we vriendelijk bedankend weg en zeggen dat we ons zelf wel redden, hoe moeilijk kan het zijn…? Meestal gewoon het gebouw met de vlag erbij opzoeken en met je paspoort zwaaien. Dan roepen de officials wel naar je wat je moet doen. Maar menig toerist laat zich overrompelen en uiteindelijk moet er dan 10 euro worden betaald voor de service van nog geen half uur. Een vermogen hier en de meeste “taxi’s” zo worden deze jongens genoemd, lopen er dan ook sjiek bij met hun merkkleding en sneakers. Ook de geldwisselaars proberen je hier te besodemieteren met zeer nadelige wisselkoersen. Alles verloopt verder redelijk soepel en na anderhalf uur rijden we Mauritanië in op weg naar Nouadhibou.

Het idee was om langs de spoorlijn naar Choum te rijden, een rit van 450 km door afwisselend piste (gravel weg) en delen zandduinen. In Dakhla (Westelijke Sahara) hadden we Hans uit Amsterdam ontmoet, die wachtte op zijn vrouw die met het vliegtuig de volgende dag aan zou komen. Hij zou samen met Frank en Mette (ook uit Amsterdam) dit traject rijden en al snel was er een plan om met z’n drieën te gaan. De dag voor vertrek was er ineens paniek. Hans zijn rijbewijs was de vorige avond ingevorderd vanwege foutparkeren. Omdat we al lang genoeg in deze stad waren geweest besloten we samen met Frank en Mette al vast op pad te gaan, Hans en Paula zouden we later op de route wel weer treffen als het hem lukte zijn rijbewijs terug te krijgen. Het was nog best lastig het begin van de track te vinden, in het dorp waren alle wegen dichtgewaaid en lagen er grote zandduinen. Na vast te hebben gereden werd het tijd om de bandenspanning te verlagen en op zoek te gaan naar de iets zuidelijker gelegen toegang tot de weg langs het spoor. De route loopt namelijk langs een spoorlijn die al sinds de jaren 60 ijzererts vervoert vanuit een grote open mijn. Het is een van de langste treinen die er rondrijdt, bijna 3km lang. Als je wilt kun je zelfs gratis meerijden in zo’n open ijzerertsbak, de tocht duurt dan 10 uur. We spraken later in Atar enkele mensen die dit hadden gedaan, hun reactie…..”nooooit weer”. Uiteindelijk zouden we drie dagen over de tocht naar Atar doen en bezochten de tweede dag de op twee na grootste monoliet (grote steen uit een stuk) ter wereld genaamd “ Ben Amira”. We bezochten ook de plek hier vlakbij waar kunstenaars rond de eeuwwisseling diverse beeldhouwwerken in de rotsen hebben gemaakt. In Atar namen we afscheid van de twee Amsterdamse stellen en zochten we weer onze eigen weg.

Via de “Passe d’Amogjar” reden we naar Chinguetti, een eeuwenoude woestijnstad die op de caravaan route lag van Marokko naar Timboektoe. Omdat de gravelweg zo slecht was besloten we niet door te gaan richting Ouadane maar om te keren en via een droge rivierbedding en zandduinen onze weg te zoeken naar de oase van Tirjit. Het was af en toe best lastig het juiste spoor te zoeken doordat de sterke wind de zandduinen verplaatst en hierdoor de eigenlijke weg compleet wordt versperd. De bandenspanning is zeer belangrijk in dit soort omstandigheden. Normaal op de verharde weg is die rond de 3,5 bar maar in de duinen zelfs 0,8. Pas dan, samen met de lage gearing van de auto, heb je controle en kan je van duin naar duin rijden met de juiste snelheid. Als je de spanning niet verlaagt graaft de auto zich onverbiddelijk in. Aangezien die lage spanning slecht is voor de zijkant van de banden staan we geregeld naast de auto om ze door middel van onze on-board compressor weer op te pompen. De harde wind blijft ook ’s avonds aanhouden en we slapen geregeld weer in de auto. Het zand zit op den duur overal. Om de paar dagen blazen we met dezelfde compressor ons luchtfilter weer schoon. We rijden inmiddels zuidwaarts naar Tidjika. Het landschap is uitgestrekt en afwisselend. Het zand is er in diverse kleuren en de duinen gloeien mooi op in de opkomende of ondergaande zon. We vinden nog een route dwars door het landschap naar Kifah, een afstand van 240 km. Het eerste stuk is mede door de harde wind en vele stenen best zwaar en we vragen ons af of dit de hele tijd zo door gaat. We passeren enkele dorpjes maar brood kunnen we niet vinden. Halverwege de route veranderd het landschap en wordt de route prachtig. We glijden over de glooiende duinen en voelen ons klein in dit machtige landschap.

Vanuit Kifah kiezen we ervoor richting de hoofdstad Nouakchott te gaan, toch ook nog zo’n 625 km over een asfaltweg vol gaten en zandduinen die de weg af en toe opeten. Wat opvalt, naast een af en toe gekantelde vrachtwagen, is het grote aantal dode dieren langs de kant van de weg. Het is een luguber gezicht, helemaal als de beesten bol staan van de inwendige gassen. De stank is ook vreselijk en blijft lang hangen. We slaan ons kamp op vlak aan het strand net buiten de hoofdstad. De man die hier een lodge en restaurant runt heeft 10 jaar in Amerika gewoond en weet voortreffelijke burgers met patat te serveren. Tegen de avond als alle vissersboten terugkomen loop ik naar de vishaven en geniet van de fraaie kleuren op de boten die als zingend het strand weer worden opgeduwd. Je kijkt hier je ogen uit, oude barrels vervoeren vis en storten die op een grote bult, waarschijnlijk worden die verwerkt tot vismeel oid. Op de markt liggen de meest exotische soorten vis te koop. Dat de woestijn verraderlijk kan zijn blijkt wel uit het verhaal van een groep Poolse enduro rijders. Deze groep hadden we op onze route al twee keer gezien, eenmaal bij Ben Amira en op de Pass richting Chinguetti. Op hun programma stond een voormalige Parijs-Dakar route, ze hadden echter een inschattingsfout gemaakt en kwamen zonder benzine en water te staan. Daar stonden ze dan met 5 man in de middle off nowhere, met nog 100 km te gaan. De harde wind maakte alles er niet eenvoudiger op. Alle benzine die er nog was hebben ze in een motor gedaan en die is wonder boven wonder bij een legerbasis beland. De achtergebleven mannen in het zand raakten uitgeput en verbleven 2 nachten in de woestijn. Het leger pakte groot uit en schoot met landcruiser pick-up te hulp. Deze mannen vlogen werkelijk met hun wagens door de duinen en wisten ze gelukkig snel te vinden. Op de basis konden ze douchen, kregen ze te eten en konden ze even op krachten komen van hun beleving. De mannen van het leger waren allervriendelijkst maar vertelden nog wel even dat als ze dit een maand later was overkomen de overlevingstijd in deze omgeving slechts 40 uur is. Kortom ze hadden behoorlijk veel mazzel gehad. De volgende dag halen we ons visum voor Mali en verbazen ons weer over het verkeer. Verkeerslichten worden massaal genegeerd, het recht van de brutaalste geldt hier een beetje. Gelukkig weet ik me snel aan te passen en hebben de overige weggebruikers respect voor de grote bumper. Van apk hebben ze hier nog nooit gehoord. Het wagenpark heeft meer weg van autocross maar dan net niet tegen elkaar aanrijdend. Wat overigens veelvuldig wel gebeurd gezien het grote aantal deuken. Nog even zoekend naar een oliefilter belanden we weer op de zandwegen in de achterbuurten, overal klinkt lawaai en schreeuwende mensen. De ezels voor de karren worden beestachtig geslagen, het is niet om aan te zien. We willen hier weg. Op dat moment is de navigatie ook nog in de war en stuurt ons van hot naar her. Na nog een half uur vinden we eindelijk het asfalt weer en kunnen we stad uit.. dit land uit…

 

 

 

 

 

Een gedachte over “Zand zand en nog eens zand.

  1. Jeetje, weer een mooi verhaal en foto’s van dit avontuur. Leuk om jullie zo te volgen op deze reis. Respect dat jullie dit allemaal doen, petje af en een diepe buiging voor jullie! Succes met het verloop van deze reis.
    Gr. Roelof

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s