Malaria en blij dat ik glij.

Na “de slag om Campo”, de 4 uur durende lieractie beschreven in de vorige blog, vertrokken we de volgende dag vroeg om de route door het NP af te leggen. Langs de route waren nog enkele huizen die hier bebouwd worden van hout en een kleisubstantie. De weg was prachtig, soms een beetje erg overgroeid, een teken dat hier maar weinig auto’s komen. Soms als er een omgevallen boom of grote tak op de weg ligt kapt men maar net genoeg weg zodat de auto er langs kan. Je vraagt je weleens af waarom ze de boom gewoon niet een metertje verderop in tweeën hakken. We zijn al bijna weer relaxt aan het rijden en krijgen vertrouwen in de weg maar dan dreigt er een nieuw obstakel! Deze forse omgevallen hardhouten boom lijkt wel erg laag boven de weg te hangen. Kunnen we hier wel onderdoor? Al snel wordt duidelijk dat het niet past, meer naar links is ook geen optie. We hebben nog gedacht de tent eraf te halen maar die is te zwaar en de auto te hoog dus eraf gaat wel maar we krijgen hem er nooit weer op. Banden af laten lopen naar 0,5 bar in plaats van de normale 3,5 het geeft wel centimeters ruimte maar we komen nog steeds te kort. Besloten wordt een twee meter lange sleuf te graven (eigenlijk hakken) waar de rechterwielen dan door heen kunnen. Met 30+ graden en een luchtvochtigheid van boven de 80 % en de rondhangende kleine vliegjes is dat geen pretje. Terwijl de één hakt wappert de ander met de handdoek voor de verkoeling en om de vliegjes weg te houden. Het werkt maar het is zwaar, het gravel is bikkelhard en centimeter voor centimeter wordt de sleuf langer, breder en dieper. Na een uurtje hakken met reeds de blaren op de handen is het tijd voor een nieuwe poging en ja hoor het past. Nog even de bandjes weer op oppompen en we kunnen weer. Plots schreeuwt Joska  “SPIN”. Blijkt er naast me een joekel van een vogelspin te zitten. Joska vlucht weg, ik ook maar dan om mijn camera te pakken. Achteraf blijkt deze soort niet dodelijk en niet zo gevaarlijk. Ze zijn vrij sloom en als ze bijten is het te vergelijken met een steek van een wesp.

Nog steeds niet wetende dat het “ Plasmodium Falciparum” oftewel malaria tropica al actief is in mijn lichaam rijden we verder. We overnachten nogmaals langs de weg op een rustige plek. De volgende ochtend verandert het gravel in een onlangs nieuw aangelegd stuk asfalt. Rustig zoeven we richting Ebolowa. Een ietwat onvriendelijke Gendarmerie in Meyo Centre vraagt ons 4000 Afrikaanse franken ( 6 euro) voor de registratie kosten van het paspoort. Gepikeerd graai ik de paspoorten weer uit zijn hand maar besef tegelijkertijd dat ik geen kant op kan. Voor ons ligt een spijkermat op de weg en zuidwaarts gaat naar Gabon. Na enige discussie en alle papieren te hebben laten zien loopt de man met onze paspoorten weg om ze op zijn gemak in te vullen in het zoveelste grote boek. Na 10 minuten kunnen we weer op pad, de rest van alle controles in het land waren super vriendelijk en deze mensen vroegen nooit wat.

We overnachten op het parkeerterrein van “centre touristique Nkolandom”, tegen een kleine vergoeding mag je zelf heerlijk afkoelen in het zwembad. Ik (Nico) voel me de laatste dagen al wat kwakkelig maar we wijten dit aan de grote fysieke inspanningen die we de laatste dagen geleverd hebben. De volgende ochtend is het echt wel mis met mij, 40 graden koorts en ik voel me enorm beroerd. Een ziekenhuisje op een paar honderd meter afstand biedt uitkomst. Al tijdens het testen lukt het niet meer rechtop te zitten en ben ik vreselijk moe en zweet ik me rot. De dokter, uitgedost in voetbalshirt en joggingbroek, weet hoe te handelen en legt mij direct aan het infuus met van alles en nog wat. Alle naalden e.d zijn wel steriel en nieuw, het gebouwtje zelf en de inrichting laat wat te wensen over. Aangezien de drie bedden voor volwassenen bezet waren beland ik op de kinderkamer. Eerst gaat het nog wel maar al snel lig ik me een breuk op dit stalen frame en kijk ik steeds naar het infuus wanneer het leeg is. Want dan mag ik weg. Nog een grote injectie in z’n kont en daarna kan ik eindelijk naar het hotel waar Joska tegen gereduceerd tarief een kamer had geregeld met twee bedden airco douche en wc. Ik voel zich knap beroerd, ik heb totaal geen eetlust en slaap alleen maar. De volgende dag melden we ons weer bij de dokter voor de volgende serie injecties. De tweede nacht in het hotel is het even schrikken. Hevig schuddend en trillend word ik wakker en moet ik naar het toilet. Het is zo heftig dat ik bijna van de pot aftril. Gelukkig stopt het na een half uur en was het de enige keer. Na twee dagen begin ik weer heel rustig iets te eten maar echt makkelijk gaat het niet. Dag drie voel ik me zo slecht dat ik vraagt of de dokter hier niet kan komen in plaats van daar heen te gaan. Joska regelde het. Langzaamaan gaat het beter en de eetlust komt ook weer terug. Er komen weer praatjes en na 4 dagen voel ik me weer goed genoeg om verder te gaan, of misschien ergens anders heen te gaan. In het centrum ontmoeten we nog twee gezinnen die ons bijgestaan hebben met informatie, sinaasappelsap en broodjes, De dames zijn verpleegkundigen en daarnaast heeft iedereen in Afrika wel malaria gehad. Gelukkig was er een dorpje vlakbij waar fruit gekocht kon worden. De mensen brachten de sinaasappels al gratis naar ons toe want die grote witte man had malaria en moest aansterken. Uitgelegd werd dat ik veel rust moest nemen maar de onrust was er en we wilden naar een andere plek toe. Eigenwijs als altijd vertrokken we en reed ik zelf naar Yaounde, een rit van 165km. Het voelde een beetje alsof je wat gedronken had, ik kon zich niet helemaal goed concentreren. We belandden uiteindelijk in een nieuw hotel samen met de eerder in Togo ontmoette Daniel. Die was zes maanden met z’n moeder op pad geweest maar die is in Nigeria teruggevlogen naar de USA en nu reist Daniel de rest van z’n trip naar Zuid-Afrika weer alleen. Na drie dagen lijkt het erop dat ik weer goed hersteld ben. De laatste avond eten we nog bij Jordan en Tirza, samen met hun drie kinderen wonen ze in Kameroen. Jordan had ook al malaria ervaring en Tirza is verpleegkundige die de nodige informatie kon verschaffen. We hadden ze ontmoet tijdens ons verblijf in Nkolandom.

DSC_1500

Daniel was een dag eerder dan wij vertrokken richting Mount Cameroon (4100M).  Als ervaren klimmer wilde hij graag in 1 dag omhoog en weer afdalen, als je zo snel gaat heb je volgens hem ook geen last van de hoogte. Het is hem uiteindelijk nog gelukt ook inclusief gids. Wij vertrokken een dag later weer vol vertrouwen dwars door de stad, soms vechtend voor iedere centimeter zoals gebruikelijk. We reden richting het oosten naar de stad Abong Mbang, een rit van 225 km over een fraaie rustige asfaltweg.

We slaan in Abong Mbang ergens rechtsaf op zoek naar de route met nummer P6 die ons uiteindelijk na zo’n 300 km uit laat komen in het plaatsje Ntam op de grens met Republiek Congo (de kleine Congo). Later volgt nog Democratische Republiek Congo (de grote Congo). Vanwege een of andere ceremonie waren er wat wegen afgesloten dus het was even zoeken, maar via wat kleine weggetjes door de achteraf buurt kwamen we er toch. Het was een prima gravelweg, af en toe moesten we half de berm in voor een ons tegemoetkomende truck die bomen vervoerd. Deze truckers rijden met het gas op de plank en remmen is er niet bij, dat heeft ook weinig zin op deze ondergrond. Vanaf hier moeten deze mannen helemaal naar Douala zo’n 600 km verderop alwaar het hout op transport gaat naar China. De weg is een aaneenschakeling van dorpjes en het blijkt lastig een kampeerplek te vinden. Uiteindelijk vinden we een soort afgraving langs de weg die ooit gebruikt is toen ze de weg aanlegden. Al snel worden we opgemerkt door de jonge dorpelingen en staat de groeve vol met een man of 20. In ons beste frans leggen we uit dat we reizen en hier willen slapen, de mannen stonden erop dat we mee gingen naar het dorp om aan de “Chef” een veilige slaapplek te vragen.  Zo belandden we in het dorpje Djolempoum alwaar we in overleg met de Chef (zeg maar chief, opperhoofd, burgemeester o.i.d.) konden staan voor de foyer. Het eerste uur werden we omringd door vele kinderen en volwassenen die alles gadesloegen wat we deden. We laden nog een telefoon op van een local en poseren voor de nodige foto’s. De kaart van Kameroen laten we achter en wordt met grote interesse bestudeerd, iedereen wil weten waar hun dorp ligt op deze landkaart. Dingen die voor ons vanzelfsprekend zijn zoals overzichtskaarten zijn in Afrika zeer ongewoon. Ondertussen denderen de houttrucks ook gewoon vol gas door de dorpen heen dag en nacht. Na een wat onrustige nacht vertrekken we ’s ochtends al heel vroeg, we zwaaien het dorp uit en ontbijten wel ergens onderweg.

Het is een beetje bewolkt en niet zo heel benauwd. De rit is prachtig en het aantal trucks neemt steeds meer af. We komen aan bij de rivier waar we stuiten op een joekel van een ferry, hij lag afgemeerd aan de overkant maar zodra hij ons zag kwam het gevaarte in beweging en konden we erop rijden. Benieuwd naar de prijs voor de overtocht informeren we bij de kapitein, vrolijk antwoord deze “gratis” maar een kleine bijdrage wordt op prijs gesteld. We geven de man 2000 CFA (3 euro) we weten van de ferry een paar honderd km verderop dat die erg corrupt is en die kost maar liefst 50.000CFA ( is 75 euro) dus we waren hier aangenaam verrast. De man nam zijn werk serieus en zodra Joska de auto uit ging kwam het zwemvest tevoorschijn. Na de nodige foto’s en een praatje zette hij koers naar de overkant en reden we verder. Aangekomen in Ngoyla kunnen we links of rechts, de navigatie is iets onduidelijk dus nemen we links maar eigenlijk moesten we rechts. Even verder kunnen we weer rechts en vervolgen onze weg. Zien links nog een man hevig gebarend staan maar hebben geen zin in een praatje en nemen geen lifters mee dus rijden we door. Enige tijd zie ik in de spiegel een heftig toeterende pick up, ja ja doe es rustig man. Zodra er ruimte was ga ik wat aan de kant en stuift de man voorbij, ik toeterend en gebaren makend. De pick up stopt voor ons en de man springt eruit en loopt naar mijn deur. Hevig gebarend laat de man blijken dat ie hoofd van de “Gendarmerie” is. Hoe kan ik dat weten, je hebt geen uniform aan! Hij stond erop dat we terugreden naar het dorp en mee naar het bureau. Ok Ok. Waarom we in het dorp links gingen i.p.v. rechts? Wij uitleggen navigatie etc etc.,  we zijn op weg naar Congo. Nou dat was het hem dus dit is de immigration! Ja maar de grens is pas 85 km verderop… Na talloze “excuse moi” bla bla vullen we alles in maken een praatje en nemen afscheid. We moeten nog wel even naar de “Police” aan de overkant voor de stempel. OK. Wij naar de Police weer een praatje, bla bla etc… gevolgd door: nee u krijgt hier geen exit stempel die krijg je aan de grens!!! WTF doen we hier dan. Al die moeite en tijd gewoon voor Jan L. Was wel een beetje helemaal klaar met die lui, maar vrolijk nemen we afscheid en gaan weer op pad. Nu blijkt de weg ineens geblokkeerd met palen maar we mogen nu door. Aangezien we de grens toch niet meer halen vinden we nu wel een rustige plek langs de weg. Na een heerlijke nacht gaan we de volgende dag op pad richting weer een nieuw land. Na een uurtje rijden veranderd echter ondergrond en het voelt alsof we rijden op ijs. De 4×4 wordt ingeschakeld en we glijden van links naar rechts over de weg. Sjezus wat is dit glad, zelfs de ijswegen in Noorwegen waren beter te berijden. In de afdaling en de klimmetjes liet ik hem met twee wielen in de geulen zakken die veroorzaakt waren door het water waardoor we enigszins een beetje koers konden houden. Het is een wonder dat we slechts eenmaal dwars kwamen te staan. Na een paar km komen we een jong stel tegen, lopend met de motor. Hij informeert naar de weg en hoe lang het nog glad is, helaas voor hem, zijn kind en de zwangere vrouw is het nog een flink stuk lopen iets wat ook zeer moeizaam gaat op deze ondergrond. Hij was ook niet positief over de richting die wij op moesten maar op vier wielen is het toch simpeler dan op twee. Helemaal voor ons aan het eind van het blij dat glij stuk komen we nog zelfs twee trucks tegen (trekker oplegger), we kunnen ze gelukkig passeren maar de mannen zijn benieuwd naar onze ervaring. Waarschijnlijk zullen ze moeten blijven staan tot de ondergrond is opgedroogd want met die combinatie ook al is ie leeg is het gekkenwerk. Het laatste stuk naar Ntam is prima te rijden en rond 11 uur staan we aan de grens voor uiteindelijk onze exit stempel…

 

 

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s